Noordwaarts – Noorse reisverhalen

Onderstaande reisverhalen zijn eerder gepubliceerd in Kontaktlinjen, het ledenblad van de Vereniging Nederland-Noorwegen

De man en zijn vis

‘Gaan jullie naar de Lofoten op vakantie? Ik ga daar een week vissen. Kom eens langs als je in de buurt bent!’
Dat was de spontane reactie van Wout, een tennismaatje van mijn man, toen het gesprek over de vakantieplannen ging. Op zich was het al bijzonder dat Wout wist waar de Lofoten lagen, want meestal moet je dat uitleggen. Maar dat hij daar zelf aan het vissen was, was voor ons nieuw. Eenmaal op de Lofoten belden we dan ook met Wout om te horen of het schikte en zo ja, waar we naartoe moesten. ‘Naar Nusfjord,’ was het antwoord. ‘’s Avonds om half negen zijn we wel weer terug van de vangst.’

Eeuwenoude traditie
De Lofoten vormen een bijzonder gebied. De eilandengroep ligt ver boven de poolcirkel, maar kent, dankzij de warme Golfstroom, een opvallend mild klimaat. Bovendien staat het gebied al sinds mensenheugenis bekend om zijn rijke visgronden. Met name rond maart paait de kabeljauw er en zijn de vissen er letterlijk voor het opscheppen. Dat was de oude Noren wel bekend en van oudsher trokken de kustbewoners van het gehele Noorden eind februari in kleine zeilbootjes naar de Lofoten. Daar waren speciale fiskevær, nederzettingen, gebouwd die bestonden uit rorbuer, vissershutjes, waar de vissers tijdelijk hun intrek namen en gedurende een aantal weken verbleven. Met de vis die ze in die periode vingen hoopten ze hun veelal karige inkomen als pachtboer aan te vullen. De schrijver Johan Bojer heeft er een prachtige beschrijving van gegeven in zijn roman Den siste viking [De laatste viking]. De Lofotenvisserij was in heel Noorwegen vermaard en bezorgde de eilandengroep faam en welvaart. Met de opkomst van de stoomschepen en later de grote trawlers verloor de Lofotenvisserij voor de kleine man echter zijn betekenis. Aan een bijzondere, eeuwenlange traditie dreigde een einde te komen. De rorbuer leken hun langste tijd gehad te hebben. Enkele verhuisden naar een openluchtmuseum, de meeste werden gesloopt of aan de elementen overgelaten.
Met de opkomst van het toerisme werd het verschijnsel rorbuer echter nieuw leven in geblazen. De hutjes die voor tijdelijke bewoning waren bedoeld, leenden zich uitstekend als toeristisch onderkomen. Overal op de Lofoten werden daarom oude rorbuer in ere hersteld, of vaker nog, nieuwe hutten gebouwd, die uiterlijk op de oude vissershutjes leken, maar van binnen nauwelijks iets met de visvangst van doen hadden. Ook wij verbleven in Svolvær in zo’n nieuwe rorbu, compleet met magnetron en afwasmachine. Een comfortabele omgeving, dat wel, maar het had weinig meer te maken met de sfeer van weleer.

Pilotproject
Waar Wout verbleef, in Nusfjord, was echter sprake van een geheel nieuwe ontwikkeling. In 1975, het jaar dat door UNESCO was uitgeroepen tot het Jaar van de Architectuur, werd de oude nederzetting Nusfjord uitverkoren als pilotproject voor een nieuwe manier van herstel en behoud van oude architectonische pareltjes. De oude nederzetting werd zoveel mogelijk in oude stijl gerestaureerd of herbouwd, en als openluchtmuseum ingericht. Als toerist kun je er rondlopen en je terug in de tijd wanen dat de vis nog handmatig door duizenden seizoensvissers werd gevangen. Bovendien kun je er zien hoe het traankoken in zijn werk ging, hoe de vis werd – en wordt – gedroogd en gerookt, en in het authentiek aandoende restaurant van een heerlijke (verse!) vismaaltijd genieten.
Tot zover onderscheidt Nusfjord zich niet van een doorsnee openluchtmuseum. Wat het echter bijzonder maakt is dat je er als buitenstaander een gerestaureerde rorbu kunt huren voor een dag, of een week, of hoe lang je maar wilt. Elke dag kun je er dan met een motorbootje (ook te huur) op uittrekken om op zee vis te vangen, die je vervolgens zelf mag schoonmaken en opeten of voor eigen gebruik kunt meenemen naar huis. Het schoonmaken van de vis kan in de rorbu zelf, maar in het dorpje zijn ook speciale overdekte tafels ingericht waar de vissers het in de openlucht kunnen doen. Dat heeft twee grote voordelen: voldoende ruimte en geen visafval in je slaapplek, en tegelijkertijd voor de toeristen die dagelijks per bus langskomen (een populair uitstapje van de Hurtigruten) een levende illustratie van het leven in een vissersdorp.

Wat wil een mens nog meer?
Wout en zijn twee vrienden deden het al vijf jaar: ze huurden een week lang midden in de nederzetting een rorbu, gingen elke dag de zee op om te vissen, weer of geen weer, maakten de vis schoon en wat ze niet opaten ging in de vrieskist om mee naar Nederland te nemen.
Op de afgesproken dag ontvingen de heren ons hartelijk in hun originele hut, midden in het openluchtmuseum. Geschilderd in de originele donkerrode kleur en voorzien van authentieke elementen kon je je in het verleden wanen, maar de motorbootjes verrieden dat we ons niet in de 19e eeuw bevonden. De inrichting van de rorbu, met origineel opbergzoldertje, kwam ons bekend voor van een antieke rorbu in het museum van Kabelvåg, maar de open haard was wel vervangen door centrale verwarming, de keuken was modern en uiteraard was er een binnentoilet. Het was een knus geheel, drie zielstevreden mannen die na een geslaagde visvangst tot rust kwamen en gastvrij hun bezoek ontvingen. Het was echt jammer dat we Wouts sms’je met daarin de waarschuwing dat we vooral niet te veel van tevoren moesten eten, niet hadden ontvangen, want na de koffie kwam er veel, verrukkelijke, zelfgevangen en -gebakken vis op tafel (drie soorten!), waar we ons naar hartenlust te goed aan konden doen. Dat viel niet mee met een volle maag. Maar we deden ons best en luisterden ondertussen naar de sterke verhalen. Over de vis die langer was dan de man die hem ving, over de kabeljauw van 56 kilo, over de grote heilbot die er met de toch ook niet al te kleine aan de haak geslagen kabeljauw vandoor ging en over de gevaarlijke draaikolk in de Moskenesstraum, waar je zelfs met een motorboot maar beter niet in terecht kunt komen. De drie heren waren helemaal in hun element. ‘De hele dag in de buitenlucht, geen zorgen aan je kop en ’s avonds je zelfgevangen visje eten, wat wil een mens nog meer?’ riep een van hen innig tevreden uit.
En we beseften dat in Nusfjord bij deze sportvissers de oude traditie van de Lofotenvisserij bewaard bleef, want ook al visten ze dan niet voor het geld, de passie waarmee ze hun hobby beoefenden was ongetwijfeld dezelfde als waarmee de Noren vroeger tijdens de Lofotenvisserij hun slag probeerden te slaan. Even helemaal weg van de zorgen van alledag, aan de elementen overgeleverd en alleen maar bezig met een van de oudste bezigheden van de mens: vissen!

Naschrift: Kijk op de website van Nusfjord arctic resort voor meer informatie over de achtergronden van het project en over de mogelijkheden om er een tijdje te verblijven en te vissen.

17 mei 2014: De Grondwet is jarig

eidsvollverkstasjon 17-5-14

Station Eidsvoll Verk, om 10 uur in de ochtend. Met de trein arriveren in klederdracht gehulde Noren om mee te doen aan de optocht ter gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van de grondwet. Immers, als je jarig bent, geef je een feestje. Je zorgt voor eten, drank en entertainment en je stuurt uitnodigingen aan iedereen die op je feestje mogen komen. Dus als de Noorse Grondwet een persoon zou zijn geweest, had de uitnodiging voor het tweehonderdjarig jubileum als volgt kunnen luiden:

Lieve ingezetenen van Noorwegen,
Omdat ik op 17 mei jarig ben, geef ik een feestje.
Iedereen is van harte welkom. Trek je mooiste kleren aan en
kom op zondag 17 mei naar Eidsvoll, naar het gebouw
waar ik tweehonderd jaar geleden ben geboren.
Met vriendelijke groet,
De Grondwet

Nu is de Grondwet natuurlijk geen persoon, maar op 17 mei 2014 moest er wel een feestje komen, omdat het op die datum exact tweehonderd jaar geleden was dat de Noorse Grondwet het daglicht zag, na een “zwangerschap” van slechts zes weken.
Van heinde en verre waren de gasten in hun mooiste kleren of bunad naar Eidsvoll gekomen, waar de feestelijkheden traditiegetrouw begonnen met de barnetog, de kinderoptocht, die dankzij de inspanningen van de dichter Wergeland al meer dan honderdvijftig jaar lang een vast onderdeel is van de viering. En wat voor optocht!

Eidsvoll-17.mai-1

Mijn collega Kim en ik, vanwege een vertalerscongres in Asker toch in de buurt, waren het treinstation van Eidsvoll Verk nog niet uit of we raakten verzeild in een stoet waar geen einde aan leek te komen. Kinderen, vaak in miniatuurklederdracht gestoken, zwaaiend met vlaggen en vrolijk vanwege het prachtige weer, begeleid door ouders of grootouders, ook in klederdracht gestoken. We keken onze ogen uit bij de aanblik van zoveel feestelijk aangeklede, blije kinderen en vrolijke ouders. Ook de kleinste kinderen, die nog op de barnehage zaten, deden mee, al zaten zij in flitsende buggy’s en lieten ze zich door hun ouders duwen. De weg van het station naar het landgoed van Eidsvoll Verk, het voormalige woonhuis van Karsten Anker, waar de notabelen destijds in 1814 in zes weken tijd de Grondwet hadden opgesteld, is zo’n kilometer of drie lang en het duurde een hele tijd voordat de complete stoet, die naar onze schatting langer was dan de weg zelf, op het feestterrein was aangekomen.

Het park rondom het voorname gebouw stroomde vol, maar daar was op gerekend. Er werd een vrolijke voorstelling gehouden waarin de voorbije tweehonderd jaren werden uitgebeeld. Daarnaast waren er talloze kraampjes met verfrissingen en versnaperingen, maar lang niet voldoende voor de grote hoeveelheid mensen, zodat de rijen lang waren, maar ach, wat gaf dat? Niemand had haast, het was immers feest!

De hele dag door waren er voorstellingen van muzikanten, voordrachtskunstenaars en volksdansgroepen. Je kon op de foto met op de achtergrond het beroemde schilderij ‛Eidsvoll 1814’ van Oscar Wergeland, zodat het net leek alsof je er zelf bij was geweest, en ook kon je het gebouw in. Van dat laatste zagen wij af omdat de belangstelling daarvoor erg groot was en de rij navenant lang. Het viel ons op dat alles en iedereen iets feestelijks had aangetrokken, zelfs honden en lantaarnpalen ontkwamen niet aan een toepasselijke strik of vlag.

Op een gegeven moment (het zal een uur of drie zijn geweest) zagen we een dure auto aankomen die door een politie-escorte werd begeleid. Dat moest wel een erg belangrijke gast zijn, al kon het niemand van de koninklijke familie zijn, omdat die zich nog in Oslo bevond. We stonden te ver af om te kunnen zien wie het was en speculeerden er lustig op los.

Aan het eind van de middag was het opnieuw tijd voor een optocht, ditmaal de bunadtog. Vanuit het nabijgelegen dorp kwam een lange stoet van mannen en vrouwen aangelopen, allemaal in hun eigen bunad gestoken en in volgorde van fylke (provincie). De meeste deelnemers hadden vanochtend ook al meegelopen in de barnetog of waren al eerder op het feestterrein aanwezig geweest, maar daar hadden ze door elkaar gelopen. Dankzij de indeling op fylke kon je perfect zien hoeveel verschillende klederdrachten er zijn. Het was een prachtig gezicht, al zullen de deelnemers het wel warm hebben gehad, want een traditionele bunad is meestal van wol en bestaat uit meerdere lagen. En het was nog steeds stralend weer met een temperatuur van zo’n 24 graden!

Deze slideshow vereist JavaScript.

Toen de optocht ten einde was, vonden wij het welletjes en keerden terug naar ons pension. Daar konden we in onze luie stoel op de televisie het avondprogramma volgen en via een terugblik op de dag ook zien hoe de viering in andere delen van Noorwegen was geweest. Niet overal was het zulk stralend weer geweest als in Eidsvoll. In Finse op de Hardangervidda kon de verslaggeefster helemaal geen optocht vinden, de enigen die zij voor de camera kreeg waren twee stoere skiërs die de sneeuwstorm trotseerden omdat ze toch ‛iets’ aan 17 mei wilden doen! Net voor we naar bed wilden, zagen we opeens beelden van de chique auto die we een paar uur eerder onder politie-escorte in Eidsvoll hadden zien arriveren. Uiteindelijk zouden we dan toch nog te weten komen wie die voorname gast was geweest. En het antwoord overtrof onze stoutste verwachtingen: het bleek de Grondwet te zijn. Speciaal voor zijn tweehonderdste verjaardag was de Grondwet uit de kluis in Oslo gehaald en mocht hij als eregast aanwezig zijn op het banket dat ter gelegenheid van zijn verjaardag aan de gekroonde hoofden uit Noorwegen, Denemarken en Zweden werd aangeboden. Nee, de Grondwet is nog steeds geen persoon, maar voor een keertje werd die illusie op 17 mei 2014 toch gewekt. En iedereen speelde mee.

Naschrift: Het landhuis Eidsvoll is nu een museum. Kijk voor meer informatie op de site.

Senja: Noorwegen in een notendop

Senja is een eiland boven de poolcirkel dat volgens de Noren Noorwegen in een notendop is.

IMG_1634.JPG

Volgens een bekend kinderliedje woont er een trol, die er weliswaar afschrikwekkend uitziet, maar toch een echte lieverd is. Het lied over de trol heeft de inwoners op een idee gebracht: een pretpark gewijd aan de trol moet bezoekers trekken uit de hele regio. En omdat er ook voor de oude bekenden steeds iets nieuws moet zijn, krijgt de trollenfamilie gestaag uitbreiding. Toen wij er in juni 2012 waren had de trol niet alleen een vrouw, maar ook kroost gekregen.

Van Senja wordt een wat minder positief beeld geschetst door Karl Ove Knausgård in zijn  roman Nacht als hij beschrijft hoe hij als piepjonge leraar een aanstelling krijgt in het (fictieve) plaatsje Håfjord , ruim boven de poolcirkel. Seks en drank, daar draait het om voor de jonge Knausgård. Een collega die hem probeert mee te krijgen op wandelingen door de natuur vangt bot.

Een gemiste kans voor Karl Ove, want Senja is prachtig, zoals wij ontdekten, zelfs als de zon niet schijnt. Ga erheen en oordeel zelf. En wie weet zie je nog een walvis!

IMG_1546